Vogels in en rond het Heilooër Bos
[wordt nog aangevuld !]
Boerenzwaluw,
Ekster,
Fitis,
Fluiter,
Gaai,
Gierzwaluw,
Grote
lijster, Heggemus,
Huiszwaluw,
Kauw,
Koekoek,
Koolmees, Nachtegaal,
Pimpelmees,
Roodborst,
Tjiftjaf,
Tuinfluiter,
Winterkoning,
Zanglijster,
Zwartkop
Boerenzwaluw Hirundo rustica
lange, spitse vleugels, diepgevorkte staart, nestelt bij voorkeur in oude
stallen met varkens of koeien, meestal 2 legsels per jaar, eileg: ca. 1
juni en eind juli, komt in april uit West- en Centraal Afrika, van Ivoorkust
tot Angola, daar sterk afhankelijk van regenval, bij droogte sterfte, nestelen
sterk plaatsgebonden, voedsel: grotere insecten die in een straal van 500
m. gevangen worden, luide roepen en kwetterende zang.
Ekster Pica pica
zwart (met glans) en witte, wat kleinere, kraai-achtige met opvallend lange
staart, vlucht oogt moeizaam, maakt ingeneius overdekt takkennest, wat
later vaak door andere vogels, zoals uilen, gebruikt wordt, alleseter,
zoekt voedsel vooral op de grond; roep: een luid ratelend 'tsjak-tsjak-tsjak'
Fitis Phylloscopus trochilus
uiterlijk lastig van andere loofzangertjes, zoals de tjiftjaf,
te onderscheiden, maar heeft heel karakteristiek, wat 'weemoedig
liedje: een serie dalende noten met een specifiek ritme; maakt overdekt
nest op de grond van gras en mos, ook van binnen bekleed met veertjes;
broed in open bossen, bosschages, parken, tuinen met loofbomen, voedsel:
allerlei insecten, opgepikt van bladeren en twijgen; overwintert in tropisch
Afrika, vliegt 10.000 km en komt later aan dan tjiftjaf, vanaf eind maart;
bij vertrek weegt het vogeltje ongeveer 20 gram, bij aankomst 14 gram;
verspreiding: landelijk, met concentraties in jonge bossen en de duinen.
Gaai Garrulus glandarius
kleine kraai, in hoofdzaak roze-grijsbruin, opvallende witte stuit bij
wegvliegen, schuw, luide hese schreeuw; alleseter, in hoofdzaak bosvogel,
legt in de herfst wintervoorraad aan van eikels en beukenootjes
Gierzwaluw Apus apus
sikkelvormig donker silouet, gevorkte staart. luike krijsende roep (vandaar
naam). deze bekwame vliegers kunnen niet lopen, doen alles in de lucht,
m.u.v. eierenleggen en broeden; ze vliegen honderdenkilometers om te foerageren,
nestelen zo dat ze zich kunnen laten vallen om in vlucht te raken, in ons
land is dat aan gebouwen, onder dankpannen, dakgoten, e.d., ook in speciale
nestkasten en nestpannen, in nieuwbouw pas na jaren; jongen kunnen in een
soort coma raken en zo langere tijd zonder voedsel overleven, slapen in
de lucht, op thermiek, waarbij ze de ene hersenhelft kunnen 'uitschakelen',
overwinteren in Afrika ten zuiden van de evenaar, in onze streken verblijven
ze van eind april tot in juli, uiterlijk september.
Grote lijster Turdus viscivorus
lijkt uiterlijk op Zanglijster, maar is groter,
bleker en staat meer rechtop; zang lijkt hret meest op de merel, luid en
bellend, korte strofen, minder gevarieerd dan merel en zanglijster, wenst
een combinatie van hoge bomen en weilanden.
Heggemus Prunella modularis
lijkt op een grijzige mus, maar onderscheid zich door een dun snaveltje,
want het is een insecteneter; zingt al vroeg in het jaar; zang lijkt op
die van de winterkoning, maar minder schel en zonder trillers; standvogel.
Huiszwaluw Delichon urbica
herkenbaar aan witte stuit, bovenkant zwart, onderzijde licht. nestelt
onder bruggen, overhangende daken, in gebouwen, afhankelijk van geschikte
nestplaatsen plus aanwezigheid bouwmateriaal; meestal 2 legsels per jaar
in de periode mei-augustus, broedsucces sterk afhankelijk van het weer,
komt later terug en gaat eerder weg dan boerenzwaluw, tropisch Afrika tot
Zuid-Afrika
Kauw Corvus monedula
Kleine kraai, overwegend zwart met grijs aan de kop, holenbroeder ('torenkraai',
ook in schoorstenen), alleseter, vormt paar voor het leven, zeer sociaal,
buiten broedtijd vaak in (grote)groepen. maakt zeer veel en verschillende
geluiden, waaronder het geluid waar hij naar genoemd is.
Koekoek Cuculus canorus
broedparasiet, legt ei in nest van kleine zangvogeltjes met een open nest,
in NL vooral heggemus en kleine karekiet, verder graspieper, kwikstaarten,
rietzanger en bosrietzanger; ei is aangepast aan dat van de waardvogel,
legt het ei op de grond, neemt het in de snavel en deponeert het in het
nest, na er een ei uit verwijdert (en opgegeten) te hebben, elke koekoekwijfje
is qua eikleur gespecialiseerd op een eigen type waardvogel (beperkt onderlinge
concurrentie), waarbij de koekoeken in een bepaald gebied ook vaak op bepaalde
soorten gespecialiseerd zijn; volwassen koekoeken eten rupsen, ook harige,
en kevers, jongen wat de pot schaft!
Koolmees Parus major
grootste mees. zwarte kop, witte wangen, boven groen, onder geel met zwarte
'stropdas', insecteneter, maar ook vruchten en zaden; holenbroeder (nestkasten!),
veel verschillende roepjes en zangetje, waaronder 'fietspompgeluid' en
'tie-tie-ta' (ta lager).
Nachtegaal Luscinia megarhynchos
beroemdste zangvogel met onopvallend uiterlijk; vochtige bossen met dicht
struikgewas en rijke ondergroei van braam en brandnetel, jong bos; NL is
N.W. rand van verspreidingsgebied, overwintert in westelijke delen van
midden Afrika; voedsel: insecten die op de grond gezocht worden op een
dikke strooisellaag; het meest in de kalkrijke Hollandse duinen; zang krachtig,
melodieus en zeer gevarieerd, met vrij korte strofen bestaande uit trillers,
fluittonen (vaak in crescendo herhaald) en lispelende en bubbelende noten,
zingt zowel overdag als 's nachts van eind april tot begin juni.
Pimpelmees Parus caeruleus
een klein, blauwig met geel meesje, heel bewegelijk, veel in tuinen, fourageert
in struiken en hangt daarbij vaak ondersteboven; holenbroeder en
insecteneter; fijne tinkelige geluidjes, zang snel: 'tsie tsie tsie tirrr'
Roodborst Erithacus rubecula
gemakkelijk te herkennen: aardbruine bovenkant, wittige buik en oranje
gezicht en borst, vaak weinig schuw; in de winter individueel voedselterritorium,
dat aggressief verdedigt wordt, ook door zang van man of vrouw; broedterritorium
wordt door het paar verdedigd; zingt hele jaar door: luid, melofieus en
parelend, bgin vaak hoog en ijl, daarna dalend en versnelt, veel wisselingen
in tempo en toonhoogte
Tjiftjaf Phylloscopus collybita
onofvallend loofzangertje met onmiskenbaar geluid, steeds herhaald 'tjif'-geluid;
'maatslagertje' (Jac. P. Thijsse); grondbroeder, kogelvormig nest in grondvegetatie,
van binnen met veren bekleed, iets hoger dan fitis, donkere pootjes, zit
in wat hogere bomen, maar wel met ondergroei, in wat oudere bossen dan
fitis; voedsel: insecten die op bladeren en bomen worden verzameld; klein
aantal blijven in zachte winters hier, overwintert vooral op Iberisch schiereiland
en Noord-Afrika
Tuinfluiter Sylvia borin
onopvallende, grijs-bruine zangermeer in jong bos, open bos met veel struiken,
parken, verwilderde tuinen, moerasige gebiedjes, laat zich niet zien, nestelt
laag in struiken of in dichte kruidlaag, overwintert in tropisch Afrika,
komt later aan dan zwartkop: eind april, legpiek half-mei tot eind-juni;
vrijwel landelijke verspreiding, wat minder in de duinen dan andere loofzangers
Winterkoning Troglodytes troglodytes
klein, compact, levendig bruin vogeltje met opgewipte staart, model 'theekopje';
zang opvallend luid, babelend en schetterend, met halverwege een aangehouden
triller: 'winterrrrrrrrrrrrkoning'; veel in dichte ondergroei, eet in hoofdzaak
insecetn en spinnen
Zanglijster Turdus philomelos
kleiner dan merel, vlucht iets golvend, zingt meestal vanaf een hoogelegen
zangpost, luis en met 2 of 3 x herhaalde strofen, heeft liefst combinatie
van hoge bomen, bosjes en open gebieden.
Zwartkop Sylvia atricapilla
heeft voorkeur voor ouder bos, schaduwrijk, bebost gebied, parken en tuinen
met dichte ondergroei, nestelt laag in struiken, hoge kruiden of jonge
bomen; mannetje legt een soort basis, verschillende, vrouwtje kiest er
een uit en maakt dat af, legpiek mei-juni; zit vaak wat hoger dan de tuinfluiter,
laat zich meer zien; blijft dichterbij tijdens het overwinteren: vooral
westelij Middellandsezeegebied; schakelt in de winter ook over op zaden;
bijna landelijke verspreiding, is duidelijk toegenomen.
Bronnen, o.a.:
Mullarney, Killian, Lars Svensson, Dan Zetterström,
Peter J. Grant (2000) ANWB Vogelgids van Europa. Den Haag: ANWB
[Nederlandse editie van zweeds origineel]
SOVON Vogelonderzoek Nederland
(2002) Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000.
- Nederlandse
Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij &
European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden
ETI CD-ROM Birds of Europe Veel informatie
over vogelsoorten: beschrijvingen, afbeeldingen, biotoop-informatie en
geluidsopnamen. Voor MAC en Windows verkrijgbaar: ISBN: Mac: 3-540-14597-4
Win: 90-75000-66-9
Algemene en beschermingsinformatie over vogels is te vinden op de site
van Vogelbescherming Nederland: http://www.vogelbescherming.nl/
klik op 'Zoeken naar vogels & gebieden'; klik ook op 'Winkel' voor
diverse producten, waaronder CD's met vogelgeluiden.
Kijk ook op de pagina Vogelzang.
Terug naar Heilooër Bos startpagina.