Bitterkruidbremraap,
Blauwe
zeedistel, Dauwbraam,
Duinkruiskruid,
Duinriet,
Duinviooltje,Echt
bitterkruid,Geel walstro, Geelwitte
ossentong, Gewone agrimonie, Gewone
ossentong, Glad walstro,
Helm,
Kromhals,
Kruipend
stalkruid, Nachtsinene,Peen,
Slangenkruid,
Stijve
ogentroost, Veldhondstong, Walstrobremraap,
Zandahaver
Bitterkruidbremraap Orobanche picridis [Bremraapfamilie]
Parasiet, zonder bladgroen, op Bitterkruid, bloei jun-sept; stengel lichtgeel, soms rood aangelopen; op droge plaatsen in kalkrijke duinen.
Blauwe zeedistel Eryngium maritimum [Schermbloemen]
Blauwgroene distel; jun-aug; in de duinen, aan de zeereep.
Duinkruiskruid Jacobaea dunensis [Composieten]
Het Duinkruiskruid is een ondersoort van het Jacobskruiskruid dat zich onderscheidt door het ontbreken van straalbloemen; typische kustplant van N.W. Europa, vooral in het drogere middenduin; plant is giftig voor zoogdieren, maar niet voor insecten; belangrijkste waardplant voor Sint-Jacobsvlinders, oudere rupsen opvallend getekend, 'zebrarupsen', vlinders en rupsen zijn giftig, maar niet voor diverse insecten, zoals rode bosmieren; de vraat vindt 'plaagsgewijs'plaats, in wisselende aantallen over de verschillende jaren, wat ook z'n weerslag heeft op de aantallen duinkruisplanten, die sowieso al sterk wisselen naar andere omstandigheden.
Duinriet Calamagrostis epigejos [grassenfamilie]
Zeer algemeen gras in de duinen, saai-dorre indruk; vormt dicht tapijten en verdringt zodoende o.a. duinroosjes
Duinviooltje Viola curtisii [Viooltjesfamilie]
Plant met vertikale wortelstok, zich vertakkend in vele opstijgende stengels, bloemen van variabele kleur, apr-herfst; op droge, voedselarme, soms stuivende zandgrond in de duinen.
Echt bitterkruid Picris hieracioides [Composieten]
Bloemen goudgeel, rest donkergroen en ruw behaard; meerjarig; bloei jul-sept, op droge, kalkhoudende, vaak omgewerkte grazige grond, ook in zeedorpenlandschap.
Geel walstro Galium verum [Sterbladigen]
Bloemen heldergeel, in een lange, smalle rijkbloemige pluim, jun-herfst; op open tot grazige, zandige grond
Geelwitte ossentong Anchusa ochroleuca [Ruwbladigen]
Verwant aan Gewone Ossentong, waarmee ook gebastaardeerd wordt, bloemkroon bleekgeel tot wit, mei-aug, oorspronkelijk uit Z.O.-Europa, meegekomen met fazantenvoer.
Gewone agrimonie Agrimonia
eupatoria [Rozenfamilie]
Gewone ossentong Anchusa officinalis [Ruwbladigen]
Middelhoge, 2- of meerjarige, borstelig behaarde plant, bloei mei-herfst, eerst rood, later diep blauw, op open, zonnige plaatsen met droge, meestalkalk- en stikstofrijke zandgrond.
Glad walstro Galium mollugo [Sterbladigen]
Helderwit, mei-sep
Helm Ammophila arenaria [grassenfamilie]
Sterk en hoog gras; 60-120 cm, overblijvend, lange ondergrondse uitlopers; bladen 5 mm, samengerond, waarbij de huidmondjes, die diep tussen de ribbels liggen, nog meer worden afgeschermd, wat uitdroging beperkt; dichte bloeiwijze, 8-15 mm lang, JJ; de klassieke zandvastlegger, groeit op voedsel- en humusarm doorlatend zand, dat aan de oppervlakte veelal bewegelijk is; overstuiving stimuleert een krachtige groei in lengte en breedte, tot 1 m p.j.; helm is het meest vitaal en groen aan de zeereep, meer naar binnen minder vitaal en meer geelbruin.
Kromhals Anchusa arvensis [Ruwbladigen]
Stekelig behaarde, 1-jarige plant em gegolfde, gekroesde en betande bladeren, bloem helderblauw met witte buis waarin een bocht zit, vandaar de naam, mei-herfst, op open, droge, voedselrijke en omgewerkte grond, vaak langs paden in de duinen, vooral als er plantaardig materiaal wordt gebruikt tegen verstuiving.
Kruipend stalkruid Ononis repens [Vlinderbloemigen]
Takken kruipend, vaak wortelend, met opstijgende toppen, bloemen roze tot roze-rood, soms wit; zandige graslanden, meestal kalkhoudend.
Nachtsinene Silene nutans [Anjerfamilie]
Bloeiwijze bestaandde uit trosvorming gerangschikte, kort gesteelde, meestal 3-bloemige bijschermen, bloemen afstaand of knikkend, alleen 'savond (of bij donker weer0 geopend en dan sterm geurend, wit; droge, kalkrijke, grazige grond, vooral op hellingen.
Peen Daucus carota [Schermbloemen]
Bloeischerm met veel stralen, in de vruchttijd 'vogelnestjesachtig' naar binnen gebogen; kroonbladen wit of roze, die van de middelstebloem vaak zwart-paars, jun-herfst; droge graslanden, dijken, duinen.
Halfhoge, 2- of meerjarige ruwbehaarde rozetplant, bloei mei-sep, in de knop rood, later hemelsblauw, eerst de meeldraden, late de stijl en een gesolitst uiteinde 'als een slangetong', vooral langs paden e.d. lichte , droge kalkrijke humusarme maar stikstofrijke bodem.
Stijve ogentroost Euphrasia stricta [Bremraapfamilie]
Half-parasiet, lage, 1-jatige zomerbloeier,jun-okt, op open plaatsen in vrij droge voedselarme grond, wit tot lila bloempjes in ijle trossen, kleine spitse blaadjes
Veldhondstong Cynoglossum officinale [Ruwbladigen]
Zacht behaarde, grijs-groene 2- of meerjarige plant met penwortel, waaraan in 1ste jaar vrij grote, zachte, groenebladeren die tegen de winter afsterven, bloei mei-juni met bruinig-purperood, later blauwachtig tot vuilpaarse bloemen, op open, droge, kalk- en stikstofrijke grond.
Walstrobremraap Orobanchecaryophyllacea [Bremraapfamilie]
Parasiet op Walstro; roodachtig, bloeit eerder dan andere bremrapen: mei-juni, op droge, grazige plaatsen in de kalkrijke duinen.
Zandhaver Leymus arenarius [grassenfamilie] Hoog en stevig gras, Stengel en bladeren opvallend licht blauwachtig grijs-groen, op droge, omgewerkte zandgrond, vooral bij de zeereep; bloei mei-juli; vormt groepen via lange, vertakte, witte wortelstokken, heeft grotere zouttolerantie, maar ook sterkere behoefte aan voedingsstoffen dan Helm; typerend lang paden in Zeedorpenlandschap.