Enkele kruiden die voorkomen in het open duin bij Egmond aan Zee

N.B.: zie ook Kruiden aan de Wimmenummerduinrand en Bomen en Struiken aldaar.

Bitterkruidbremraap, Blauwe zeedistel, Dauwbraam, Duinkruiskruid, Duinriet, Duinviooltje,Echt bitterkruid,Geel walstro, Geelwitte ossentong, Gewone agrimonie, Gewone ossentong, Glad walstro, Helm, Kromhals, Kruipend stalkruid, Nachtsinene,Peen, Slangenkruid, Stijve ogentroost, Veldhondstong, Walstrobremraap, Zandahaver
 

Bitterkruidbremraap Orobanche picridis [Bremraapfamilie]

Parasiet, zonder bladgroen, op Bitterkruid, bloei jun-sept; stengel lichtgeel, soms rood aangelopen; op droge plaatsen in kalkrijke duinen.

Blauwe zeedistel Eryngium maritimum [Schermbloemen]

Blauwgroene distel; jun-aug; in de duinen, aan de zeereep.

Dauwbraam Rubus caesius [rozenfamilie]

Kenmerkt zich in de duinen door jaarlijks opnieuw gevormde kruipende stengels, < 7 m; deze wortelen op de knopen en vormen daar bladrozetten; de kruipende stengels sterven in de winter af, maar de wortelstelsels overwinteren en kunnen het volgend jaar zowel bloeistengels als kruipende stengels voortbrengen [N.B. buiten de duinen functioneert de plan eerder als halfstruik]; bladen 3-delig; witte bloemen, dofblauw berijpte verzamelvruchten,  zeer sappig; dauwbraam is gebonden aan basische grond waar op ruime schaal stikstof beschikbaar komt; dat is met name in de kalkrijke duinen het geval waar het massaal kan voorkomen, m.n. in het zgn 'dauwbramenlandschap', achter de zeereep, waar een zekere mate van overstuiving optreedt; wordt veel verzameld om sap en jam van te bereiden.

Duinkruiskruid Jacobaea dunensis [Composieten]

Het Duinkruiskruid is een ondersoort van het Jacobskruiskruid dat zich onderscheidt door het ontbreken van straalbloemen; typische kustplant van N.W. Europa, vooral in het drogere middenduin; plant is giftig voor zoogdieren, maar niet voor insecten; belangrijkste waardplant voor Sint-Jacobsvlinders, oudere rupsen opvallend getekend, 'zebrarupsen', vlinders en rupsen zijn giftig, maar niet voor diverse insecten, zoals rode bosmieren; de vraat vindt 'plaagsgewijs'plaats, in wisselende aantallen over de verschillende jaren, wat ook z'n weerslag heeft op de aantallen duinkruisplanten, die sowieso al sterk wisselen naar andere omstandigheden.

Duinriet Calamagrostis epigejos [grassenfamilie]

Zeer algemeen gras in de duinen, saai-dorre indruk; vormt dicht tapijten en verdringt zodoende o.a. duinroosjes

Duinviooltje Viola curtisii [Viooltjesfamilie]

Plant met vertikale wortelstok, zich vertakkend in vele opstijgende stengels, bloemen van variabele kleur, apr-herfst; op droge, voedselarme, soms stuivende zandgrond in de duinen.

Echt bitterkruid Picris hieracioides [Composieten]

Bloemen goudgeel, rest donkergroen en ruw behaard; meerjarig; bloei jul-sept, op droge, kalkhoudende, vaak omgewerkte grazige grond, ook in zeedorpenlandschap.

Geel walstro Galium verum [Sterbladigen]

Bloemen heldergeel, in een lange, smalle rijkbloemige pluim, jun-herfst; op open tot grazige, zandige grond

Geelwitte ossentong Anchusa ochroleuca [Ruwbladigen]

Verwant aan Gewone Ossentong, waarmee ook gebastaardeerd wordt, bloemkroon bleekgeel tot wit, mei-aug, oorspronkelijk uit Z.O.-Europa, meegekomen met fazantenvoer.

Gewone agrimonie Agrimonia eupatoria [Rozenfamilie]
 
 

Gewone ossentong Anchusa officinalis [Ruwbladigen]

Middelhoge, 2- of meerjarige, borstelig behaarde plant, bloei mei-herfst, eerst rood, later diep blauw, op open, zonnige plaatsen met droge, meestalkalk- en stikstofrijke zandgrond.

Glad walstro Galium mollugo [Sterbladigen]

Helderwit, mei-sep

Helm Ammophila arenaria [grassenfamilie]

Sterk en hoog gras; 60-120 cm, overblijvend, lange ondergrondse uitlopers; bladen 5 mm, samengerond, waarbij de huidmondjes, die diep tussen de ribbels liggen, nog meer worden afgeschermd, wat uitdroging beperkt; dichte bloeiwijze, 8-15 mm lang, JJ; de klassieke zandvastlegger, groeit op voedsel- en humusarm doorlatend zand, dat aan de oppervlakte veelal bewegelijk is; overstuiving stimuleert een krachtige groei in lengte en breedte, tot 1 m p.j.; helm is het meest vitaal en groen aan de zeereep, meer naar binnen minder vitaal en meer geelbruin.

Kromhals Anchusa arvensis  [Ruwbladigen]

Stekelig behaarde, 1-jarige plant em gegolfde, gekroesde en betande bladeren, bloem helderblauw met witte buis waarin een bocht zit, vandaar de naam, mei-herfst, op open, droge, voedselrijke en omgewerkte grond, vaak langs paden in de duinen, vooral als er plantaardig materiaal wordt gebruikt tegen verstuiving.

Kruipend stalkruid Ononis repens [Vlinderbloemigen]

Takken kruipend, vaak wortelend, met opstijgende toppen, bloemen roze tot roze-rood, soms wit; zandige graslanden, meestal kalkhoudend.

Nachtsinene Silene nutans [Anjerfamilie]

Bloeiwijze bestaandde uit trosvorming gerangschikte, kort gesteelde, meestal 3-bloemige bijschermen, bloemen afstaand of knikkend, alleen 'savond (of bij donker weer0 geopend en dan sterm geurend, wit; droge, kalkrijke, grazige grond, vooral op hellingen.

Peen Daucus carota [Schermbloemen]

Bloeischerm met veel stralen, in de vruchttijd 'vogelnestjesachtig' naar binnen gebogen; kroonbladen wit of roze, die van de middelstebloem vaak zwart-paars, jun-herfst; droge graslanden, dijken, duinen.

Slangenkruid Echium vulgare

Halfhoge, 2- of meerjarige ruwbehaarde rozetplant, bloei  mei-sep, in de knop rood, later hemelsblauw, eerst de meeldraden, late de stijl en een gesolitst uiteinde 'als een slangetong', vooral langs paden e.d. lichte , droge kalkrijke humusarme maar stikstofrijke bodem.

Stijve ogentroost Euphrasia stricta [Bremraapfamilie]

Half-parasiet, lage, 1-jatige zomerbloeier,jun-okt, op open plaatsen in vrij droge voedselarme grond, wit tot lila bloempjes in ijle trossen, kleine spitse blaadjes

Veldhondstong Cynoglossum officinale [Ruwbladigen]

Zacht behaarde, grijs-groene 2- of meerjarige plant met penwortel, waaraan in 1ste jaar vrij grote, zachte, groenebladeren die tegen de winter afsterven, bloei mei-juni met bruinig-purperood, later blauwachtig tot vuilpaarse bloemen, op open, droge, kalk- en stikstofrijke grond.

Walstrobremraap Orobanchecaryophyllacea [Bremraapfamilie]

Parasiet op Walstro; roodachtig, bloeit eerder dan andere bremrapen: mei-juni, op droge, grazige plaatsen in de kalkrijke duinen.

Zandhaver Leymus arenarius [grassenfamilie] Hoog en stevig gras, Stengel en bladeren opvallend licht blauwachtig grijs-groen, op droge, omgewerkte zandgrond, vooral bij de zeereep; bloei mei-juli; vormt groepen via lange, vertakte, witte wortelstokken, heeft grotere zouttolerantie, maar ook sterkere behoefte aan voedingsstoffen dan Helm; typerend lang paden in Zeedorpenlandschap.